Er kwam een man in een elektrische rolstoel aan scheuren. Hij nam de bochten vrij krap. Ik kneep even mijn ogen toe, omdat ik dacht dat hij recht op ons in zou rijden en zette me schrap. Net voor ons tafeltje sloeg hij linksaf en kwam met piepende banden slippend tot stilstand bij het tafeltje schuin naast ons. Ik haalde opgelucht adem.
Zus 4, mijn moeder en ik zaten in een verzorgingstehuis in Rotterdam. Op bezoek bij de schoonouders van zus 4. Schoonmoeder zat er ook gezellig bij. Dat kon iedereen horen.
'Zo, dan ben je er even uit,' zei moeder tegen schoonmoeder. WAT?!' riep schoonmoeder.
'ZO, DAN BEN JE ER EVEN UIT!' riep moeder tegen dove schoonmoeder.
Ik keek schichtig om me heen of niet iedereen naar ons zat te kijken. Kennelijk keek niemand ervan op, van al dat geschreeuw.
'Ga jij maar even naast haar zitten,' zei zus 4 tegen onze moeder.
'Nee joh, dat gaat best,' zei moeder tegen zus 4.
'WIL JE STRAKS SOEP?!' riep moeder weer voorlangs zus 4.
'JA LEKKER, SOEP!' riep schoonmoeder voorlangs zus 4.
'Ga jij nou maar even naast haar zitten,' zei zus 4 nog een keer tegen moeder.
'Nee joh, gaat toch goed zo?' sputterde moeder tegen.
'Zitten!' zei zus 4 gedecideerd.
Ze wisselden van plaats.
We bestudeerden de kaart van de keuken. Het was een komen en gaan van gemankeerde bejaarden in rolstoelen. Er klonk muziek uit de radio. De soeplucht was doordringend.
Schoonmoeder zat aan de kipnuggets, moeder aan een broodje, zus 4 en ik kregen een tosti.
'Wat een bleke dingen,' zei mijn moeder.
Wij namen een hap.
Achter mij begon een vrouw met open mond verschrikkelijk hard te hoesten en te rochelen.
Zus 4 en ik keken elkaar aan. Ze trok een vies gezicht en rolde met haar ogen. Ik ademde diep in door mijn neus. Het was stil.
Wij namen nog een hap. De vrouw begon weer verschrikkelijk te hoesten.
'Stikt ze?' vroeg ik geïrriteerd en maakte een hoofdbeweging naar achteren.
Zus 4 keek even langs mij heen naar de vrouw en keek weer naar mij. Ze knikte.
'Tsjongejongejongejonge,' zei ik en probeerde de bleke, fijngekauwde tosti ham/kaas weg te slikken, terwijl de vrouw door rochelde.
'Hoest normaal,' zei ik.
'Wat een aansteller,' zei zus 4.
Moeder en schoonmoeder schreeuwden vrolijk door tegen elkaar.
'Er hangt wel altijd zo'n typische lucht in die verzorgingstehuizen, hè,' zei ik en haalde mijn neus op.
Zus 4 knikte. 'Zo'n weeïge strontlucht.'
De rillingen liepen over mijn rug.
'Verder is het hier best gezellig. Lekker druk,' vond ik.
Zus 4 liep richting de toiletten.
'Jaaaaaaa, laat je me nou alleen met ma?!' riep ik in paniek.
'Hé joh,' zei mijn moeder.
Ik grijnsde naar haar.
Buiten pakten donkere wolken zich samen. Er hing regen in de lucht. En het waaide best wel.
Ik kreeg er een diep onaangenaam gevoel van.
Op de vierde verdieping lagen twee mensjes op een kamer, die al 60 jaar met elkaar getrouwd waren. Uitzicht over een parkje. Hij op zijn zij in bed, dunne beentjes, bleke, dunne huid. Zus 4 die allemaal kleine kusjes op zijn wang geeft. De ogen die af en toe opengaan en kijken naar de mensen van wie hij afscheid moet gaan nemen.
Woorden die er nauwelijks nog uitkomen. Wachtend op de dood. Zijn vrouw die in verstilde uren uren naar hem kijkt. Haar man. Een leven lang samen.
We liepen naar buiten en ik keek nog één keer achterom.
Zus 4, mijn moeder en ik zaten in een verzorgingstehuis in Rotterdam. Op bezoek bij de schoonouders van zus 4. Schoonmoeder zat er ook gezellig bij. Dat kon iedereen horen.
'Zo, dan ben je er even uit,' zei moeder tegen schoonmoeder. WAT?!' riep schoonmoeder.
'ZO, DAN BEN JE ER EVEN UIT!' riep moeder tegen dove schoonmoeder.
Ik keek schichtig om me heen of niet iedereen naar ons zat te kijken. Kennelijk keek niemand ervan op, van al dat geschreeuw.
'Ga jij maar even naast haar zitten,' zei zus 4 tegen onze moeder.
'Nee joh, dat gaat best,' zei moeder tegen zus 4.
'WIL JE STRAKS SOEP?!' riep moeder weer voorlangs zus 4.
'JA LEKKER, SOEP!' riep schoonmoeder voorlangs zus 4.
'Ga jij nou maar even naast haar zitten,' zei zus 4 nog een keer tegen moeder.
'Nee joh, gaat toch goed zo?' sputterde moeder tegen.
'Zitten!' zei zus 4 gedecideerd.
Ze wisselden van plaats.
We bestudeerden de kaart van de keuken. Het was een komen en gaan van gemankeerde bejaarden in rolstoelen. Er klonk muziek uit de radio. De soeplucht was doordringend.
Schoonmoeder zat aan de kipnuggets, moeder aan een broodje, zus 4 en ik kregen een tosti.
'Wat een bleke dingen,' zei mijn moeder.
Wij namen een hap.
Achter mij begon een vrouw met open mond verschrikkelijk hard te hoesten en te rochelen.
Zus 4 en ik keken elkaar aan. Ze trok een vies gezicht en rolde met haar ogen. Ik ademde diep in door mijn neus. Het was stil.
Wij namen nog een hap. De vrouw begon weer verschrikkelijk te hoesten.
'Stikt ze?' vroeg ik geïrriteerd en maakte een hoofdbeweging naar achteren.
Zus 4 keek even langs mij heen naar de vrouw en keek weer naar mij. Ze knikte.
'Tsjongejongejongejonge,' zei ik en probeerde de bleke, fijngekauwde tosti ham/kaas weg te slikken, terwijl de vrouw door rochelde.
'Hoest normaal,' zei ik.
'Wat een aansteller,' zei zus 4.
Moeder en schoonmoeder schreeuwden vrolijk door tegen elkaar.
'Er hangt wel altijd zo'n typische lucht in die verzorgingstehuizen, hè,' zei ik en haalde mijn neus op.
Zus 4 knikte. 'Zo'n weeïge strontlucht.'
De rillingen liepen over mijn rug.
'Verder is het hier best gezellig. Lekker druk,' vond ik.
Zus 4 liep richting de toiletten.
'Jaaaaaaa, laat je me nou alleen met ma?!' riep ik in paniek.
'Hé joh,' zei mijn moeder.
Ik grijnsde naar haar.
Buiten pakten donkere wolken zich samen. Er hing regen in de lucht. En het waaide best wel.
Ik kreeg er een diep onaangenaam gevoel van.
Op de vierde verdieping lagen twee mensjes op een kamer, die al 60 jaar met elkaar getrouwd waren. Uitzicht over een parkje. Hij op zijn zij in bed, dunne beentjes, bleke, dunne huid. Zus 4 die allemaal kleine kusjes op zijn wang geeft. De ogen die af en toe opengaan en kijken naar de mensen van wie hij afscheid moet gaan nemen.
Woorden die er nauwelijks nog uitkomen. Wachtend op de dood. Zijn vrouw die in verstilde uren uren naar hem kijkt. Haar man. Een leven lang samen.
We liepen naar buiten en ik keek nog één keer achterom.