Hoi Woutje,
Het is slechts drie maanden geleden dat de dood jou van ons heeft gestolen. Intussen heb ik me al ongelooflijk druk lopen maken over de kaakchirurg en de pijn die het teweeg bracht, heb ik lopen ketteren op mijn werk vanwege de moordende drukte en de slechte communicatie. Ik heb me kwaad gemaakt om UPC die me zenders geeft waar ik niet om gevraagd heb, maar waar ik wel voor moet betalen. Ik heb af lopen geven op de zorgverzekeraar aan wie ik hoge tandartsenpremies betaal, maar die nooit vergoeden waarvoor ik geholpen moet worden. Geërgerd heb ik me aan mensen die me niet terugbellen of mijn sms'jes niet beantwoorden. Regelmatig heb ik corrigerend op moeten treden tegen mijn spelertjes bij de voetbal, omdat ze zo heerlijk vrijuit willen gillen om alles en ik, ouwe sok, daar niet tegen kan. In discussie ging ik met verbaal sterke personen over de politiek, terwijl ik geen enkele kaas heb gegeten van politiek. Kwaad heb ik me gemaakt om de reorganisatie die er op mijn werk aankomt en de sociaal zwakkeren hierdoor het onderspit delven. Het welles-nietes gesprek ging ik aan met de baas om iemand nog een jaar op het zinkende schip te laten werken. Ik rende me rot van Zumba naar voetbaltraining, naar tennis, naar vergaderingen, weer naar voetbal, naar uitjes met vriendinnen, naar fotografie workshops, naar verjaardagen en oh ja, er moest ook nog hard gewerkt worden overdag.
Maar als iemand over jou begint, val ik stil, trek ik me terug, verdwijnen alle woorden waar ik normaal gesproken geen moeite mee heb. Als ik het aura van verlorenheid rond mijn zus zie hangen, die het leven na jou moet oppakken, valt er een vreemde sluier over me heen en doe ik een denkbeeldige stap terug. Als ik lees hoe Serena jou mist, knijpt een kille hand mijn hele wezen samen en weet ik niets meer te zeggen. Als mijn moeder over jou begint en tranen in haar ogen krijgt en zegt hoe erg ze iedere dag met jouw dood bezig is, knik ik slechts en zeg korte dingen als `Ja, het is oneerlijk.´ Als zij zich afvraagt waar jij dit aan verdiend hebt, zeg ik: 'Nergens aan. Daar wordt niet naar gevraagd.' Ik klink oppervlakkig en voel alleen maar een golf van verdriet door me heen trekken.
Dat ik niets over je zeg, wil niet zeggen dat ik je vergeten ben.
Er gaan zoveel mensen dood. Iedere dag. En iedere dood is vreselijk voor de mensen die ermee te maken hebben. Maar ik weet niets diepzinnigs meer te zeggen. Niet over andermans sterven. Niet over jouw sterven.
Woutje, jij was er gewoon altijd.
Als klein meisje van 7 dook ik onder jouw arm toen je naast me op de bank zat, omdat ik je zo lief vond. Je kon zo heerlijk genieten van alles en aanstekelijk lachen. Dat is wat me steekt. Je bent ons afgenomen.
Sinds gisteren ben je opa. Je zoon en Marion hebben een jongetje op de wereld gezet. Voordat je stierf, wist je dat je eindelijk opa zou worden. Daar waar het ene leven ophoudt, wordt het andere voortgezet.
En wij stappen met z'n allen weer in het leven van alledag en gaan door met alles wat er gedaan moet worden en ik laat me vervolgens weer verleiden tot discussies en rake of vrolijke reacties.
Echt waar, jij zou alleen maar naar me kijken met die lach in je blauwe ogen en meewarig met je hoofd schudden en zeggen: 'Maak je niet zo druk joh! Jullie Vissers zijn allemaal hetzelfde.'
'Temperamentvol?! Nou, dat valt allemaal wel mee hoor!' zou ik roepen en jij zou hard lachen.
Zeg, Woutje, eigenlijk heeft die gekkigheid nu wel lang genoeg geduurd, vind je ook niet?
Kom nu maar gewoon weer terug.
Het is slechts drie maanden geleden dat de dood jou van ons heeft gestolen. Intussen heb ik me al ongelooflijk druk lopen maken over de kaakchirurg en de pijn die het teweeg bracht, heb ik lopen ketteren op mijn werk vanwege de moordende drukte en de slechte communicatie. Ik heb me kwaad gemaakt om UPC die me zenders geeft waar ik niet om gevraagd heb, maar waar ik wel voor moet betalen. Ik heb af lopen geven op de zorgverzekeraar aan wie ik hoge tandartsenpremies betaal, maar die nooit vergoeden waarvoor ik geholpen moet worden. Geërgerd heb ik me aan mensen die me niet terugbellen of mijn sms'jes niet beantwoorden. Regelmatig heb ik corrigerend op moeten treden tegen mijn spelertjes bij de voetbal, omdat ze zo heerlijk vrijuit willen gillen om alles en ik, ouwe sok, daar niet tegen kan. In discussie ging ik met verbaal sterke personen over de politiek, terwijl ik geen enkele kaas heb gegeten van politiek. Kwaad heb ik me gemaakt om de reorganisatie die er op mijn werk aankomt en de sociaal zwakkeren hierdoor het onderspit delven. Het welles-nietes gesprek ging ik aan met de baas om iemand nog een jaar op het zinkende schip te laten werken. Ik rende me rot van Zumba naar voetbaltraining, naar tennis, naar vergaderingen, weer naar voetbal, naar uitjes met vriendinnen, naar fotografie workshops, naar verjaardagen en oh ja, er moest ook nog hard gewerkt worden overdag.
Maar als iemand over jou begint, val ik stil, trek ik me terug, verdwijnen alle woorden waar ik normaal gesproken geen moeite mee heb. Als ik het aura van verlorenheid rond mijn zus zie hangen, die het leven na jou moet oppakken, valt er een vreemde sluier over me heen en doe ik een denkbeeldige stap terug. Als ik lees hoe Serena jou mist, knijpt een kille hand mijn hele wezen samen en weet ik niets meer te zeggen. Als mijn moeder over jou begint en tranen in haar ogen krijgt en zegt hoe erg ze iedere dag met jouw dood bezig is, knik ik slechts en zeg korte dingen als `Ja, het is oneerlijk.´ Als zij zich afvraagt waar jij dit aan verdiend hebt, zeg ik: 'Nergens aan. Daar wordt niet naar gevraagd.' Ik klink oppervlakkig en voel alleen maar een golf van verdriet door me heen trekken.
Dat ik niets over je zeg, wil niet zeggen dat ik je vergeten ben.
Er gaan zoveel mensen dood. Iedere dag. En iedere dood is vreselijk voor de mensen die ermee te maken hebben. Maar ik weet niets diepzinnigs meer te zeggen. Niet over andermans sterven. Niet over jouw sterven.
Woutje, jij was er gewoon altijd.
Als klein meisje van 7 dook ik onder jouw arm toen je naast me op de bank zat, omdat ik je zo lief vond. Je kon zo heerlijk genieten van alles en aanstekelijk lachen. Dat is wat me steekt. Je bent ons afgenomen.
Sinds gisteren ben je opa. Je zoon en Marion hebben een jongetje op de wereld gezet. Voordat je stierf, wist je dat je eindelijk opa zou worden. Daar waar het ene leven ophoudt, wordt het andere voortgezet.
En wij stappen met z'n allen weer in het leven van alledag en gaan door met alles wat er gedaan moet worden en ik laat me vervolgens weer verleiden tot discussies en rake of vrolijke reacties.
Echt waar, jij zou alleen maar naar me kijken met die lach in je blauwe ogen en meewarig met je hoofd schudden en zeggen: 'Maak je niet zo druk joh! Jullie Vissers zijn allemaal hetzelfde.'
'Temperamentvol?! Nou, dat valt allemaal wel mee hoor!' zou ik roepen en jij zou hard lachen.
Zeg, Woutje, eigenlijk heeft die gekkigheid nu wel lang genoeg geduurd, vind je ook niet?
Kom nu maar gewoon weer terug.