De laatste tijd word ik op Kantoor in beslag genomen door boekhoudkundige werkzaamheden. Alsof mijn droomwens ooit was: boekhouder worden. Terwijl ik er toch echt van droomde om Hoofd Kantoor te worden, omdat je dan met je voeten op tafel kunt zitten, je nagels kunt lakken en werktijden als een directeur kunt hanteren. Nu moet ik debiteurendingetjes regelen. Het meest irritante aan dit alles is dat ik mijn, zo zorgvuldig opgebouwde hoge level met knikkers wegschieten, totaal naar beneden zie kelderen. Digitale vaardigheden behoeft regelmatige training. Boekhoudkundige werkzaamheden staan dit enorm in de weg.
Hoe dan ook: ik haat rekenen.
Bij de IQ-test weet ik nooit of ik het als uitdaging moet zien of gewoon regelrecht in tranen uit moet barsten. De rekenkundige vaardigheden in de test halen mijn intelligente vermogens zo depressiefmakend naar een idioterie-niveau dat je bijna zou denken dat ik de hele dag kwijlend doorbreng. Op de lagere school schreef ik bij hoofdrekenen stiekem de sommen op tafel met potlood, want in mijn hersenen ontstond er een ongeorganiseerde brei aan ingewikkelde rekenformules zodra de meester zei: Reken de breuk uit van …’ Bij het woord ‘breuk’ was ik trouwens al meteen het spoor naar het juiste antwoord bijster.
Ik vind het leven soms heel vermoeiend.
Hoe dan ook, het komt dus echt doordat ik als kind ooit achterop de fiets bij mijn broer zat en hij zijn stuur omhoog trok en ik achterover op mijn hoofd viel. Dat ik niet veel later op rolschaatsen met mijn voorhoofd tegen een lantaarnpaal kletterde, heeft denk ik ook niet veel goeds bijgedragen aan mijn rekenkundige hersencapaciteit en ruimtelijke inzicht.
Echt, dat ze erin getrapt zijn om mij de verantwoording te geven over iets op Kantoor.
Het moet dus wel aan mijn looks liggen.
Hoe dan ook: ik haat rekenen.
Bij de IQ-test weet ik nooit of ik het als uitdaging moet zien of gewoon regelrecht in tranen uit moet barsten. De rekenkundige vaardigheden in de test halen mijn intelligente vermogens zo depressiefmakend naar een idioterie-niveau dat je bijna zou denken dat ik de hele dag kwijlend doorbreng. Op de lagere school schreef ik bij hoofdrekenen stiekem de sommen op tafel met potlood, want in mijn hersenen ontstond er een ongeorganiseerde brei aan ingewikkelde rekenformules zodra de meester zei: Reken de breuk uit van …’ Bij het woord ‘breuk’ was ik trouwens al meteen het spoor naar het juiste antwoord bijster.
Ik vind het leven soms heel vermoeiend.
Hoe dan ook, het komt dus echt doordat ik als kind ooit achterop de fiets bij mijn broer zat en hij zijn stuur omhoog trok en ik achterover op mijn hoofd viel. Dat ik niet veel later op rolschaatsen met mijn voorhoofd tegen een lantaarnpaal kletterde, heeft denk ik ook niet veel goeds bijgedragen aan mijn rekenkundige hersencapaciteit en ruimtelijke inzicht.
Echt, dat ze erin getrapt zijn om mij de verantwoording te geven over iets op Kantoor.
Het moet dus wel aan mijn looks liggen.