'Komt goed. We zijn een diesel,' zei ik nog bemoedigend tegen Tennisrokje in toffe blauwe trainingsbroek.
Maar het kwam helemaal niet meer goed. Hoe slechter wij sloegen, hoe vrolijker tegenstandster 2 werd. Ze stuiterde over het veld, zwaaide met haar racket als een vliegenvanger door de lucht, hupte energiek op haar voeten bij het net en gilde het uit van de lach.
Tegen zoveel overdreven vrolijkheid kan ik niet op. Ik knarste mijn tanden en kiezen aan gruzelementen. Mijn innerlijke fluitketel probeerde ik te temperen door een flesje koud water tussen de games door te drinken, maar tegen het einde kwam de stoom van opgefoktheid toch uit mijn oren en hoorde ik een keiharde piep.
We verloren.
In de kantine zette ik alle zeilen bij om deel te nemen aan het gesprek met de dames en aardige volzinnen te produceren. Viel niet mee.
'Ik heb al jaren niet meer gespeeld. Dit was mijn eerste wedstrijd,' tetterde tegenstandster 2 hard door de kantine.
Uiteraard. Eerste wedstrijd in jaren. En meteen winnen.
'Voordat ik stopte was ik een zes. Ik dacht dat ik helemaal niet meer mee kon draaien in zeven.'
Ik rolde mijn ogen, hopelijk ongezien, door mijn oogkassen. Natuurlijk. Een succesvolle zes die nu meedoet in zeven. En dan verbaasd zijn met de winst.
'Speel jij ook competitie?' vroeg tegenstandster 1 aan mij.
Ik schudde mijn chagrijnige kop.
'Nee? waarom niet?'
'Omdat ik dan na afloop sociaal moet gaan doen en daar heb ik nooit zin in.'
Er is een tijd geweest dat ik sociaal gewenste antwoorden gaf, gepaard gaande met een vriendelijke glimlach om vooral de ander een heel goed gevoel te geven, ook al voelde ik het zelf helemaal niet zo.
Die tijd is voorbij, zo bleek maar weer eens.
Tegenstandster 1 trok haar wenkbrauwen op tot aan het plafond.
'Tsja, dat is ook een keuze,' zei ze.
Ik knikte. 'Inderdaad.'